Het in 1888 gebouwde kerkgebouw¹ aan de oostkant van de oude Zwolse binnenstad, staat tussen het Koewegje (westzijde) en de Bagijnesingel (oostzijde). Vanaf de toren heeft men een mooi uitzicht over een deel van Zwolle. Aan de kant van het Koewegje is aan de kerk een zalencentrum gerealiseerd dat later is verbouwd. Het interieur van de kerkzaal is diverse keren aangepast.
Na de laatste aanpassing in oktober 2016 laat de foto rechts het huidige liturgischcentrum van de Oosterkerk zien. De begane grond biedt zitplaats voor 300 personen en op de galerij kunnen nog 150 personen zitten. Dit is, volgens de gemeentelijke vergunning, tevens het maximum toegestane aantal personen.
Gedachtenishoek
Op zondag 30 oktober 2011 is in de Oosterkerk de gedachtenishoek gepresenteerd. Het is een ontwerp gemaakt door Pim van Dijk, de liturgisch vormgever die ook het interieur van het liturgisch centrum ontwierp.
Het kleurige glaswerk in het centrum van het kunstwerk is afkomstig van de voormalige gedachtenishoek in De Hoeksteen (Aa-landen). Het is ontstaan door het smelten van glas. Annemiek Punt, de kunstenares die het glaswerk heeft gecreëerd, is daarbij geïnspireerd door de begrippen: tijdelijkheid-verbonden met eeuwigheid, perspectief-over grenzen heen, geborgenheid-dragen in… onverwacht licht.
Waarom de gedachtenishoek?
Achter het glaswerk is een plateau geconstrueerd, waarop stenen liggen. Op die stenen staan de namen geschreven van gemeenteleden die zijn overleden: een manier waarop wij ze herdenken en in gedachten kunnen houden. Na ruim een jaar wordt de steen overgedragen aan de familie van de overledene.
Aanvankelijk waren de stenen afkomstig van het eiland Iona in Schotland, waar een oecumenische gemeenschap leeft, die door verschillende gemeenteleden al enkele keren is bezocht.
Het op deze wijze zichtbaar maken van de namen van gemeenteleden die zijn overleden, sluit aan bij een tekst uit de Bijbel, uit het Bijbelboek Openbaringen (hoofdstuk 2 vers 17): ‘Wie overwint zal ik van het verborgen manna geven, en ook een wit steentje, waarop een nieuwe naam staat die niemand kent, behalve degene die het ontvangt.’
Predikanten sinds de oprichting van de kerk
Welke predikanten dienden de geloofsgemeenschap van de Oosterkerk, sinds de realisatie van het kerkgebouw in 1888? U kunt dat bekijken in dit historische overzicht. Van 1887 tot 1988 woonden de predikanten in de naast de kerk gebouwde pastorie.
Het orgel in de Oosterkerk – een historische terugblik
Sinds de inwijding van de Oosterkerk op 23 september 1888 hebben verschillende orgels dienst gedaan. Het bestaande orgel werd daarnaast enkele keren gerestaureerd en aangepast aan de eisen des tijds. In het eerste jaar werd gebruik gemaaktvan een serafine-orgel – een soort harmonium – dat voor ƒ 60,- op de kop was getikt. Al snel werd naar een groter orgel uitgekeken en voor eind 1889werd een kabinetorgel aangeschaft voor f 350,- van de orgelbouwer J. Proper, tevens organist van de Burgwalkerk te Kampen. Die transactie wasmogelijk omdat in korte tijd ƒ 300,- voor het orgelfonds was binnengehaald. Bovendien werd het serafine-orgel verkocht voor ƒ 80,-, zodat er nog ƒ 30,- in het orgelfonds bleef zitten.
Maar de klanken die dit orgel voortbracht waren voor verbetering vatbaar. Vandaar dat negen jaar later weer over een nieuw orgel gesproken werd met orgelbouwer Proper. De orgelbouwer stond daarbij voor de keus: een opgeknapt tweedehands orgel voor ƒ 1.000,- of een nieuw orgel dat ongeveer ƒ 1.400,- zou kosten. De keus viel op een nieuw orgel dat werd aanbesteed voor ƒ 1.300,-, een meevaller van ƒ 100,-. Eind 1898 werd het nieuwe orgel in de Oosterkerk in gebruik genomen.
Direct na de eerste wereldoorlog werd besloten tot een complete verbouwing van het orgel. De firma A.S.J. Dekker uit Goes nam dit karwei voor haar rekening. Het orgel werd uitgebreid tot twee klavieren en de speeltafel werd als het ware losgekop-peld van het instrument en voor het front geplaatst. De kosten waren niet gerlng ƒ3.800,- , toentertijd een enorm bedrag. Adviseur bij deze ingrijpende veranderingen aan het instrument was de heer Ponten, organist van de Onze Lieve Vrouwe Kerk en dirigent van Caecilia. Deze restauratie zorgde voor de invoering van het pneumatische overbrengingssysteem van het orgel. In 1922 nam een elektromotor het werk van de orgeltrapper over.
Dat er ook onderhoud aan de orgels gepleegd werd toont deze kwitantie van de heer Bernhard Koch, eigenaar van de Eerste Nederlandsche Elektrische Kerkorgel en Windmachinefabriek. Het is een in het Duits gestelde kwitantie groot ƒ 140,10.
In 1927 stelde de orgelcommissie een onderzoek in naar de toestand van het orgel, omdat het orgel gebreken zou vertonen. Dat leidde tot een stevig conflict met de leverancier Dekker. Dekker voelde zich niet aansprakelijk voor de gebreken en weigerde de herstelwerkzaamheden onder de garantievoorwaarden te laten vallen. Na een jaar lang corresponderen bleek Dekker uiteindelijk bereid de membranen te vernieuwen met Amerikaans leer en het orgel opnieuw te intoneren voor de prijs van ƒ 975,-, waarvan ƒ 200,- onder de garantie viel, ƒ 775,– moest de Gereformeerde Kerk betalen. De liefde tussen het Zeeuwse bedrijf en de orgelcommissie was ondertussen dusdanig bekoeld dat de firma Valckx en Van Kouteren in Rotterdam de opdracht kreeg voor enkele kleine wijzigingen zoals het bijplaatsen van een roerfluit en een tremulant. Eind 1929 werd het herstelde orgel in gebruik genomen.
Medio 1950 bleek het orgel in een erg slechte staat te verkeren. Een grondige opknapbeurt bleek nodig te zijn. Het karwei, waarmee een bedrag was gemoeid van ƒ 8.600,-, werd gegund aan de firma R. Kamp en Zonen. Op 21 februari 1955 was de restauratie voltooid.
In februari 1994 wordt het opnieuw gerestaureerde orgel in gebruik. Dit keer viel de schade wat groter uit ƒ 228.705,- om precies te zijn. De firma Ernst Leeflang BV Orgelbouw heeft er een waar kunstwerk van gemaakt waarvan we nog vele jaren kunnen genieten.
Begin 2015 werd het orgel geheel schoongemaakt en gerestaureerd door Orgelmakerij Reil uit Heerde. Ook is de mechaniek in deze onderhoudsbeurt opnieuw afgeregeld. Op 12 mei werd het orgel opgeleverd.
Organisten
Sinds oktober 2018 zijn er zeven organisten voor de begeleiding van onze diensten in de Oosterkerk. De pensionering van de vaste organist tot dan, Rudie Altelaar, heeft gevolgen gehad. De Protestantse Gemeente Zwolle vond het niet verantwoord om in tijden van bezuiniging een organist in vaste dienst aan te nemen. Dat betekende dat er voortaan met vrijwilligers gewerkt moest worden.
De organisten die het orgel bij toerbeurt bespelen zijn (v.l.n.r.): Rudie Altelaar, Jeroen vd Scheer, Robert Helder, Leo vd Boomgaard, Jan Willem Altelaar, Jan Post en Willem Mak.
Beschrijving Doleantie- of Oosterkerk
(Rijksmonument nummer 41548).
Doleantie is de benaming voor een kerkscheuring die in 1886 plaatsvond onder leiding van ds. Abraham Kuyper. Het was de eerste kerk in Zwolle van de Nederduits Gereformeerden of Dolerenden, die zich van de hervormde kerk hadden afgescheiden. DOLEANTIE-KERK, opgetrokken in 1888 in eclectische trant; architecten: J.W. en C.W.Meijer. Zes traveeën tellend bakstenen gebouw onder pannen gedekt zadeldak. Het exterieur is uitgerust met rondboogvensters, liggende en klimmende rondboogfriezen en twee ingangspartijen bekroond door geprofileerde ezelsrug; de hoofdingang wordt benadrukt door een torenpartij in renaissan-cistische vormen; bekroning door ingesnoerd naaldspits. Inwendig wordt het gebouw in drie beuken verdeeld door een op gietijzeren zuiltjes rustende drievierde omlopende galerij, waarop ook het in 1890 door de Firma Proper te Kampen gebouwde orgel een plaats vindt. Het middenschip wordt gedekt door een tongewelf; de zijschepen door vlakke zolderingen. Houten preekstoel in neo-renaissance-stijl, lampen, luchters en overig meubilair dateren uit de bouwtijd. De eerste steen werd gelegd op 21 april 1888. Op 23 september 1888 werd de kerk in gebruik genomen.